Ik denk dat het helpt om hier naar te kijken als onderdeel van dezelfde vraag als hoe fantasie en sci-fi kunnen worden onderscheiden. Een verhaal met ruimteschepen kan fantasie zijn, en een verhaal met vermeende magie kan moeilijk sci-fi zijn.
Deze bredere indeling wordt (in mijn gedachten tenminste) bepaald door wie de meester is. In sciencefiction zijn mensen (of ze nu mensen zijn of wat dan ook) de meesters van de technologie; in fantasie hebben de mensen geen begrip van de technologie, ze zijn slechts gebruikers. Met andere woorden, fantasie heeft ambachtslieden (bijv. Tovenaars) die gebruik maken van een slecht begrepen fenomeen; sci-fi laat wetenschappers leren hoe de wereld werkt en technologie bedenken om ervan te profiteren.
In deze context zijn sommige dingen die eruit zien als sci-fi echt fantasie. De laatste Star Wars-films (afleveringen 1-3) zijn als volgt: hun focus op midi-chlorians is niet anders dan een tovenaar met magisch stof. De Gateway -romans van Frederic Pohl lijken op elkaar: het blinde gebruik van buitenaardse artefacten verschilt niet van Bilbo Balings die vindt dat de ring hem onzichtbaar maakt. Dit is de reden waarom de setting voor zoveel fantasieverhalen een vervallen, eens zo geweldige samenleving is: in het verleden begrepen de mensen hun creatie, maar de kennis is verloren gegaan.
Hoe dan ook, harde sci-fi is noodzakelijk sciencefiction, wat betekent dat er een systematisch, wetenschappelijk begrip van technologie naar voren komt in het verhaal. Maar het thema of de setting is niet wat het moeilijk of zacht maakt.
In soft sci-fi zijn de technologische aspecten gewoon een achtergrond, iets dat het verhaal als vanzelfsprekend beschouwt zonder je erin te verdiepen. Het subgenre space opera is bijna altijd soft sci-fi, omdat het verhaal helemaal over de actie gaat. De straalpistolen, ruimteschepen en dergelijke bestaan gewoon. Er is geen tekstuele ondersteuning voor de feitelijke wetenschap die erbij betrokken is.
Daarentegen is in harde sci-fi de wetenschap een belangrijk aspect van de tekst. De auteur denkt actief na over de wetenschap achter de technologische aspecten. Vinge's behandeling van het alomtegenwoordige netwerken in A Deepness in the Sky is bijvoorbeeld duidelijk moeilijk.
Hoewel ik nog maar halverwege het boek ben, ben ik eigenlijk geneigd Sandersons Mistborn te bestempelen als harde sci-fi, vanwege de manier waarop hij de vaardigheden van allomancers. Dit lijkt misschien vreemd, omdat de auteur het echt eruit laat zien als magie. Maar de manier waarop ze een beroep doen op hun krachten, de beperkingen op het gebruik ervan en de strikte naleving van het raamwerk van fysische wetten waarmee wij, de lezers, al vertrouwd zijn, lijken mij minder magisch, en meer een empirisch ontdekte wetenschap, en dus een vorm van sci-fi in plaats van fantasie. En het feit dat het een groot deel van het verhaal is (doordat Vin haar krachten leert kennen) maakt het, meer specifiek, moeilijk sci-fi.
Om een langdradig antwoord samen te vatten:
- Harde sci-fi is sciencefiction waarin de wetenschappelijke aspecten expliciet aan bod komen als onderdeel van het verhaal.
- Soft sci-fi heeft gewoon een hightech achtergrond zonder ons enig begrip van hoe of waarom het werkt.
- In fantasie is er weinig of geen begrip van de "magie", zelfs niet door degenen in het verhaal (laat staan wij lezers).
ol >